Sippenhaft
Ik leerde Andreas rond 1995 kennen, een boom van een kerel die boven mijn 1 meter 96 centimeter uittorende. Handen als kolenschoppen die het stuur van de Toyota Landcruiser in stukjes zouden kunnen breken, althans zo leek het. De reclame op zijn auto voor zijn hoveniersbedrijf ontbrak.
We waren elkaars tegenovergestelde, terwijl ik veelal dingen nauwgezet doe was hij erg makkelijk zo kon hij ooit een glazen schuifpui goedkoop kopen maar deze was te iets te lang en te kort. Hij hakte een deel van de stenen uit de pui, plaatste de schuifpui met een kier van 2 cm aan de onderkant. Laconiek als hij was, oh dat is niks, sind nur 2 centimeter. Of het toilet waar het bedieningspaneel ontbrak en je met je vinger een palletje om moest halen om het te kunnen doorspoelen, ja dat maak ik wel als ik tijd heb. De keuken die hij op een zelfde manier had verbouwd. We waren elkaars gelijken als het om roken ging, beiden verstokte rokers, gek op oude Ronson aanstekers.
Andreas werkte bij Mercedes op de klantenservice en op een dag na het zoveelste telefoongesprek over een walnoten dashboard waar het patroon niet exact gelijk was zei hij tegen een collega, ik haal even een pakje sigaretten en hij is nooit meer teruggegaan. In plaats daarvan ging hij naar zijn appartement, pakte zijn koffer en ging per trein naar Hamburg om op de eerste de beste boot te gaan werken. Zo reisde hij jarenlang over de wereld. Uiteindelijk belandde hij in Nederland en ontmoette hij een Nederlandse vrouw waar hij mee trouwde.
De vader van Andreas was rechter onder Hitler in WW2 en om ervoor te zorgen dat deze precies deed wat er gezegd werd, werd Andreas met zijn moeder in Theresienstadt gevangen gehouden, sippenhaft. Represaille gijzelaars in een doorvoer kamp waar hij 2 jaar verbleef. De paradox van het leven, de ouders van zijn vrouw waren fanatieke NSB-ers. Beiden op hun eigenwijze getekend door de oorlog.
Hij lag te sterven en zijn hoestbuien, ach is niks Ton maar ik zag de zakdoek, longkanker. De tafelaansteker van Ronson die ik hem ooit had gegeven op zijn bijzettafel naast het ziekenhuisbed in de kamer. We namen afscheid van elkaar en een week later belde zijn vrouw dat hij me nogmaals wilde zien. We namen afscheid en ik zei, en nu wel doodgaan hè? Afgesproken Ton, het was “onze” humor waar ik soms spijt van heb het gezegd te hebben, een dag later was de boom geveld.
Reacties
Een reactie posten