Velserend




In een wereld van zwart-witfoto’s zat ik achterop een karretje dat mijn vader derdehands had weten te bemachtigen. Het was een zelfgemaakte vierkante houten bak, met aan weerszijden fietswielen en een gebogen dissel die eigenlijk op een koppelpunt had moeten rusten, maar door mijn vader met een touw aan de zadelpen van zijn fiets was vastgemaakt.


Op het deksel lag een kussen, mijn troon voor de zomerse rit. Het was vakantie – een heerlijke tijd voor mij. Mijn vader werkte bij de Hoogovens in de vierploegendienst, met een vast schema. Bij een verplichte medische keuring was er iets op zijn longen gezien. De bedrijfsarts gaf hem vrij, met behoud van loon, om nog wat tijd met zijn gezin door te brengen.


Mijn tweedelige bamboe hengel had plaatsgemaakt voor een echte uitschuifbare hengel van fiberglas – stevig en glanzend. We gingen vissen in het noorden van Noord-Holland. Mijn moeder zat op een klapstoeltje in de berm, met koffie uit de thermoskan op de kampeertafel. Mijn vader ving een enorme snoek, waarop een voorbijganger hem prompt wees op het gesloten seizoen. Maar ik denk dat mijn vader toen dacht: het is ook geen seizoen om dood te gaan aan longkanker.


We bezochten de Molenplas, de Mooie Nel – plekken uit zijn jeugd, die hij me liet zien.


Die ochtend gingen we op vakantie. Bestemming: Velserend. Een camping met een natuurbad, gevuld met duinwater uit diepe bronnen. Er was een glijbaan, kabelbaan, speeltuin en een kano-baan bij een stinkende waterval. De rit ernaartoe was kort, slechts 4,5 kilometer, maar voor een kind is elke vakantie een groot avontuur. We volgden het brede fietspad van de Heerenduinweg richting Driehuis, passeerden het IJspaleis, het crematorium en de tankval, over de rode klinkers naar Duin en Kruidberg. De zon scheen, we reden in de schaduw van de bomen – tot plots het touw begaf. Met een klap stortte de houten bak op de straatstenen en lag ik ineens op de klinkers.


Op de camping kregen we een plekje aan het zwembad. De eveneens gebruikte bungalowtent stond snel, rook muf, en bleek ook nog lek te zijn – miskopen zijn van alle tijden. De eerste nacht voelde ik mollen onder het grondzeil en hoorde ik het geschreeuw vanuit het Provinciaal Ziekenhuis in de verte. Het was een andere tijd. Niet binair of non-binair, geen zorgen over gijzelaars in Gaza of protesten tegen oorlogen. Woorden als ‘jodenkoek’ en ‘negerzoen’ hadden voor mij geen enkele racistische lading – alles hangt af van het perspectief.


In de tent stonden zes flesjes Exota, een pak Bastognekoeken met een plastic blokfluit als promotiecadeau. Ik leerde zwemmen in het diepe, groene water van het natuurbad, in de ochtend om zes uur – gratis. Juffrouw Rina, de badjuf, stond klaar met haar lange stok met beugel, die ze behendig over de stalen railing liet glijden. Haar luide stem joeg je de stuipen op het lijf. Ik droeg de beugel om mijn nek, spartelde een paar minuten… en toen zwom ik. Lang bleef je niet in dat ijskoude water.


Na twintig centimeter verdween de lichtblauwe emaillelaag van de bodem uit zicht.


Ruud van Deurzen was de grote animator van de camping. Hij zette de boel graag op stelten met spannende spelletjes: duiken naar munten in het diepe, of het opgraven van flesjes met beloningsbriefjes. Tijdens de zwemvierdaagse kwam hij eens, verkleed als Arabier op een kameel, de ligweide opgereden. De kinderen gierden het uit. Dat was Ruud. Hij kon het leven aan de oppervlakte prachtig vormgeven. Maar van binnen moet het anders zijn geweest. Op 23 november 1981, vlak voor zijn vijftigste verjaardag, maakte hij een einde aan zijn leven. Hij kon, zo wordt gezegd, niet leven met zijn geaardheid.


Elke vakantie eindigt, net als elk leven. Zo ook dat van een collega van mijn vader. Later bleek: de röntgenfoto’s waren verwisseld.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Barbara overpeinzingen

Huisarts

De oliedop