Buitenlucht
Het was ergens in de jaren zeventig, in een tijd waarin de wereld groter leek, maar het leven simpeler was. We groeiden op in een buurt waar de stoepen nog krijtgrenzen kenden en de straten het decor waren van eindeloze spelletjes. Smartphone? Die bestonden niet. Als je iets wilde weten, dan vroeg je het gewoon. Als je wilde spelen, dan stond je op de stoep en riep je: “Kom je buiten?” en voor je het wist, was er een hele stoet kinderen op de been.
We speelden bordje tik, met onze gympen die al weken geen veters meer hadden. Eén iemand moest ‘m zijn, de rest rende, dook, verstopte zich achter auto’s of struiken. Het bordje, een tuinhek of een lantarenpaal, was het heilige doel. Bereikte je het op tijd, dan was je vrij.
Maar het échte avontuur begon pas verderop, in het duin. Daar waar het zand mul was en de wind altijd leek te waaien. We sjouwden met oude dekens, touwen en houten planken om hutten te bouwen. Soms vond je een oude bunker, half bedolven onder het zand. Duister, mysterieus en natuurlijk verboden terrein dus onweerstaanbaar. We speelden er uren, verzonnen geheime missies en waren soldaten, schattenjagers of indianen.
Iedereen had een zakmes vaak gekregen van je vader, met een verhaal erbij over voorzichtig zijn. Daarmee sneden we takken, kerfden onze initialen in boomstammen of maakten houten zwaarden. Aan onze riem hing een veldfles met ranja, meestal warm geworden in de zon, maar dat maakte niets uit.
Tenten bouwen deden we in de tuin, met lakens van thuis en stokken uit het schuurtje. Binnenin richtten we alles in met kussens en knuffels en deden alsof we in een andere wereld leefden.
Er was geen app die je vertelde hoe laat het was. Je wist dat je op tijd thuis moest zijn als de straatlantaarns aangingen, of als je moeder buiten riep. En dan rende je, met een hart vol zon en zand in je sokken, terug naar huis.
De woensdagmiddag was speciaal. Geen school, en na het buiten spelen ging je naar binnen voor televisie: ‘Klassenwerk’ Ricky en Slingertje’,of ‘Pipo de Clown’. Het scherm was klein, zwart-wit misschien nog, en de zenderkeuze beperkt, maar de magie was groot.
Op zaterdagmiddag werd er één bakje chips neergezet.
En als je ’s avonds in bed lag, met zand in je haar en een blauwe plek op je knie, dacht je aan morgen. Aan weer een dag buiten. Aan avonturen die je zou verzinnen. Zonder schermen, zonder oplaadkabels maar met eindeloze vrijheid.
Want zo was het, de jeugd in de jaren zeventig: buiten, vrij, een beetje ruig en rijk.
Reacties
Een reactie posten